Slecht jaar voor bestuivende insecten: lage aantallen bijen, vlinders en hommels
Dit jaar lijkt het bijzonder slecht te gaan met de bestuivende insecten in Nederland. Veel natuurliefhebbers merken op dat hun tuinen wel bloeien, maar dat er nauwelijks nog bijen, vlinders en hommels te zien zijn. Deze waarnemingen komen overeen met landelijke metingen die wijzen op een flinke afname van deze insecten.
Over de afgelopen dertig jaar is het aantal dagvlinders in Nederland meer dan gehalveerd, en vorig jaar werd zelfs het slechtste jaar ooit geregistreerd.
Ook hommels hebben het zwaar te verduren. Dit jaar stortten de hommelaantallen in juni flink in, met een daling tot iets meer dan een derde van het normale aantal.
Voor bijen is het beeld vergelijkbaar. In sommige gebieden, vooral die lang overstroomd zijn geweest, zijn bepaalde bijensoorten zelfs helemaal verdwenen. De grijze zandbij, die normaal gesproken kortdurende overstromingen kan overleven, wordt zwaar getroffen door langdurige nattigheid.
Naast de extreme weersomstandigheden spelen ook andere factoren zoals stikstofvervuiling, intensivering van het landschap en vermoedelijk het gebruik van insecticiden een rol in de structurele afname van bestuivende insecten. Vooral de opeenvolging van zeer droge en zeer natte jaren lijkt de bijen extra te treffen.
Toch is er ook een klein lichtpuntje: zweefvliegen lijken het dit jaar redelijk te doen, en vroege vlindersoorten zoals het koolwitje en de dagpauwoog hadden in het voorjaar goede omstandigheden. Bovendien kan de regen mogelijk helpen bij het herstel van bloeiende planten, wat uiteindelijk gunstig is voor de insecten.
Maar het probleem is nu dat er zo weinig bestuivende insecten over zijn, dat wilde bloemen steeds minder goed bestoven worden. Dit kan ertoe leiden dat bloemen minder zaad vormen en daardoor zelf ook verder afnemen, wat de vicieuze cirkel alleen maar versterkt. Klimaatverandering met toenemende weersextremen maakt deze situatie steeds moeilijker te doorbreken.