Blauwe metselbij
De blauwe metselbij (Osmia caerulescens) (foto boven is mannetje, fotograaf Pieter van Breugel) is een klein metselbijtje van het geslacht Osmia (met nog 11 andere soorten). Samen met de bijen uit het geslacht Hoplitis (8 soorten) zijn zij de metselbijen die bekend zijn in Nederland. Het vrouwtje van de blauwe metselbij heeft een zwarte buikschuier. Desondanks kan er verwarring ontstaan bij het herkennen van de soort omdat daar wel vaak wit stuifmeel mee vervoerd wordt. Haar lichaam is ook zwart maar heeft een blauwe metaalglans. Zij is spaarzaam behaard met korte witte haren (op kop, borststuk en poten) en lichte bandjes op het achterlijf. De kop is in verhouding erg fors. Het mannetje heeft ook een metaalachtige glas maar dan groengoud van kleur. Zijn beharing is lichtbruin. De lengte van zowel het mannetje als het vrouwtje is ongeveer 9 millimeter.
Blauwe metselbij vrouw, fotograaf Pieter van Breugel
De blauwe metselbij komt nog wijd verspreid in Nederland voor, ook in stedelijke omgeving. Maar het aantal vindplaatsen is toch aanmerkelijk minder dan rond 1950: te zien is een afname in verspreiding met 35%. De oorzaak van de afname van de verspreiding is onduidelijk (bron: Rode Lijst bijen 2018).
De witgevlekte tubebij (Stelis ornatula) is de koekoeksbij (nestparasiet) van de blauwe metselbij. Deze bij is echter zeldzaam. Vaker valt de blauwe metselbij ten prooi aan de bonte knotswesp (Sapyga quinquepunctata) die haar eitjes legt in broedcellen die door de waardbij (gastheer) zijn aangelegd en bevoorraad. Een nest kan echter ook aan schimmelvorming ten onder gaan.
De blauwe metselbij nestelt vooral bovengronds in bestaande gangen. In de nestgang liggen de broedcellen achter elkaar. De tussenwandjes worden gemaakt van gekauwd plantenmateriaal (blaadjes). Het bijenbroodje, een pakketje van stuifmeel en nectar, ligt tegen de achterwand van de broedcel aan en neemt ongeveer de helft van de hele cel in beslag. Is het vrouwtje klaar met het nest en zijn de eitjes gelegd dan sluit het vrouwtje de gang af, opnieuw met gekauwde blaadjes. Deze ‘afsluitprop’ is wat dikker dan de tussenwandjes van de broedcellen.
Vanaf april zijn de eerste blauwe metselbijen te zien. In mei zijn de vrouwtjes meestal volop in bedrijf: druk met voedsel zoeken en de nestbouw. Zelfs tot ver in de zomer nog kun je vrouwtjes zien die nestjes bouwen. Want in die periode komt een deel van de nieuwe generatie blauwe metselbijen al naar buiten gekropen. Het andere deel overwintert als imago in het nest en komt pas het jaar daarop tevoorschijn. Dit betekent dat de blauwe metselbij twee generaties per jaar kent. Dit verschijnsel wordt bivoltien genoemd.
Voedsel
De blauwe metselbij haalt stuifmeel bij lipbloemen, vlinderbloemen en slangenkruid. De bij is daarmee een polylectische bijensoort of wel stuifmeelgeneralist: bezoekt een groot aantal soorten bloemen behorende tot planten van verschillende families. Nectar wordt ook bij tal van andere planten gehaald. Een greep uit de planten waar de bij op foerageert: kruipend zenegroen, hondsdraf, kattenkruid, andoornsoorten, slangenkruid, rolklavers, witte en paarse dovenetel, wilde marjolein.
Hoe kun je deze bij helpen?
De blauwe metselbij kun je helpen in je eigen tuin door het aanbieden van kunstmatige nestelgelegenheid: bijenhotels met bundels van holle stengels en houtblokken met gaten met een diameter van 4-5 millimeter. Zet daarbij voldoende voedselplanten neer waaronder het favoriete slangenkruid. Waarschijnlijk komen naast de blauwe metselbij ook bijen als de rosse metselbij, de tuinbladsnijder en de gehoornde metselbij op het bijenhotel af.
Bijen-weetje
De rosse metselbij en de gehoornde metselbij behoren ook tot het geslacht Osmia en zijn net als de blauwe metselbij enthousiaste bezoekers van bijenhotels. De kans bestaat daarom dat alle drie genoemde soorten metselbijen hun intrek nemen in je hotel. Om ze uit elkaar te houden kun je letten op het volgende: de gehoornde metselbij is de grootste en de vroegste van de drie (vliegtijd eind februari-eind mei). Goed herkenbaar aan de zwarte haren op de kop, het borststuk en de poten en een roodbruin achterlijf. Let ook op de zwarte hoorntjes op de kop van het vrouwtje en de witte haren in het gezicht van het mannetje. Het vrouwtje rosse metselbij heeft ook zwarte hoorntjes op de kop, maar is iets kleiner en verschijnt iets later (vliegtijd maart-juni). Deze veel voorkomende soort heeft een donker behaarde kop en donkere laatste rugplaten (tergieten 4-6) met daar tussenin ruige oranjebruine beharing. De buikschuier is oranjegeel. Het mannetje rosse metselbij heeft ook witte haren in het gezicht. (Let op! Door de zon verbleken de kleuren snel.) De blauwe metselbij wordt als laatste actief en is door haar kleine formaat en metaalglans goed te onderscheiden van de andere twee hotelgasten.