De jaarlijks terugkerende sterfte van hommels die op de linde hun voedsel zoeken is al een eeuwenoud verschijnsel.
Deze sterfte valt vaak nog mee bij de eerst bloeiende Winterlinde en Zomerlinde, maar bij de later bloeiende Zilverlinde kan grote sterfte optreden. Daarnaast is het opvallende dat er onder alleenstaande bomen vaak meer dode hommels te vinden zijn dan onder groepen van bomen (zoals bijvoorbeeld in Lindelanen).
De oorzaak van de hommelsterfte onder de Linde moet gezocht worden in een combinatie van factoren. De bomen verspreiden een aanlokkelijke geur en trekken daardoor veel insecten aan. De insecten verstoren elkaar steeds waardoor ze meer vliegen en weinig nectar aan het verzamelen zijn. De aanwezigheid van een groot aantal insecten zorgt ervoor dat er in verhouding weinig nectar te halen valt. Als het een droog jaar is produceert de Linde te weinig nectar.
Later in het jaar zijn er veel meer insecten dan vroeger in het jaar, terwijl er steeds minder nectar is (de meeste dracht is in het voorjaar). De hommels komen daardoor om van de honger.
Uit onderzoek is daadwerkelijk gebleken dat de hommels, die van de bloemen afvielen, minder suikerreserves hadden dan de hommels, die nog actief op zoek waren naar eten. Ze zijn dus niet in staat voldoende voedsel te vinden en gaandeweg raakt de brandstof op. Vervolgens zijn ze te zwak om nog verder te zoeken en vallen ze van de boom. Als deze hommels worden gevoerd met linde-nectar dan leven ze weer helemaal op. Het is dus niet zo dat de nectar van de Linde giftig is.