Grashommel

De Grashommel (Bombus ruderarius) is een van de meest zeldzame hommels. Alleen in Zeeland en Friesland wordt hij op enkele plaatsen in relatief grote aantallen gezien. In 2021 is een onderzoek gedaan door EIS (Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden) naar de voorkeuren van de Grashommel. In dat onderzoek is door middel van stuifmeelanalyse bekeken op welke bloemen de Grashommel zoal vliegt. Ook is de vraag gesteld welk leefgebied voor deze hommel geschikt is. Voor de stuifmeelanalyse werden werksterhommels gevangen waarna het stuifmeel van de achterpoten werd gehaald. De pollen werden vervolgens microscopisch onderzocht. Omdat pollen van verschillende bloemen allemaal verschillende uiterlijke kenmerken hebben, was het mogelijk te achterhalen welke bloemen de werksters hadden bezocht. Er werd vooral stuifmeel van Gewone smeerwortel, Witte-  en Rode klaver gevonden. Deze informatie is van belang omdat bijenlarven vaak een bepaalde verhouding van voedingsstoffen nodig hebben die alleen bij de voorkeursplanten te vinden is.* Tijdens het onderzoek werden de Grashommels vooral in bermen gevonden terwijl in de literatuur open en bloemrijke terreinen als leefgebied genoemd staan. Uit de veldonderzoeken bleek dat in de bermen voorkeursbloemen stonden die daarbuiten ontbraken. Op de meeste kleigronden vind je tegenwoordig monoculturen van Engels raaigras wat de Grashommel verdringt naar bermen, slootranden en dijken.

*De uitkomsten van het onderzoek geven enkel een eerste inzicht in de voedselvoorkeuren en het bloembezoek van de Grashommel omdat het aantal stuifmeelmonsters beperkt was. Om de Grashommel goed te kunnen beschermen is meer onderzoek nodig.

Het vrouwtje Grashommel is zwart met een oranjerood achterlijfspunt. Ook heeft zij oranje haren op de schenen van haar achterpoten. Daarmee is zij te onderscheiden van de Steenhommel die sterk lijkt op de Grashommel. Ook de lichaamsbeharing van de Grashommel is langer en ruiger en het lijf is ronder van vorm. De oranjerode achterlijfspunt van de Grashommel is minder rood dan die van de Steenhommel. De Grashommel lijkt ook op de Rode koekoekshommel maar die heeft een grotere, vierkante kop en verdonkerde vleugels.

Tevens bestaat er een vrouwtje Grashommel lichte vorm. Deze blijkt ook in Nederland voor te komen.

Het mannetje heeft meer of minder zichtbare geelgrijze banden op het borststuk en het achterlijf, een oranjerode achterlijfspunt en een zwart behaarde kop. Verwarring met een Steenhommel man is mogelijk, maar deze laatste heeft gele haren in het gezicht. Mannetjes Grashommel kunnen qua kleed nogal van elkaar verschillen: van vrij donker naar bredere kragen en vage banden over tergieten 1-2 en op het borststuk. De tekening van een Weidehommel kan ook lijken op die van de Grashommel. Dat maakt het vaststellen van deze paar soorten soms moeilijk. De locatie waar een hommel wordt gezien kan soms uitsluitsel geven. De Grashommel vliegt van april tot september. De Gewone koekoekshommel parasiteert de nesten van de Grashommel.

Nestelgelegenheid

De Grashommel nestelt meestal bovengronds in hoge dichte vegetatie, onder plukjes gras en mos. Ze heeft een voorkeur voor grasland op kleigrond. Er worden relatief kleine volken gesticht van 20-100 werksters. Droge zandgronden, veengebieden, bossen en stedelijk gebied worden gemeden.


Voedsel

De belangrijkste voorkeursplanten zijn Gewone smeerwortel en Witte- en Rode klaver. In de lente wordt ook op Hondsdraf en Witte dovenetel gevlogen. In de zomer worden bloemen als Gewone rolklaver, Groot kaasjeskruid, Wondklaver, Ooievaarsbek, Vogelwikke en andere vlinderbloemen en lipbloemen bezocht. Mannetjes bezoeken vaak distels en Witte klaver.

Wat kunnen wij voor deze bij doen?

Voor de nesten van de Grashommel is het hele jaar rond hogere begroeiing nodig (graspollen). Door intensief maai- en begrazingsbeheer verdwijnt het voedsel en ook de ruige vegetatie die nodig is voor de nesten. Minder vaak of gefaseerd maaien houdt rekening met de behoeften van de Grashommel en speelt daarom een belangrijke rol bij haar bescherming. Ook kan door het inzaaien van de voorkeursplanten in bermen en op graslanden het voorkomen van deze planten worden gestimuleerd.

Wil je meewerken aan het verzamelen van gegevens over hommels dan kun je je opgeven voor het tellen van hommels op een route die tenminste 350 en maximaal 1000 meter is. Van veel hommels is nog steeds weinig bekend wat ze nodig hebben en hoe we ze het beste kunnen beschermen. Door minimaal één keer per maand vanaf 1 maart tot 30 september te tellen help je mee de Nederlandse hommels te onderzoeken en te volgen. Een instructiefilmpje en informatie op de website van EIS-Kenniscentrum Insecten laten zien dat iedereen kan helpen.

Wil je de hommels op soort leren herkennen schrijf je dan in voor een cursus van de Bijenstichting. Volgend jaar als de eerste hommels tevoorschijn komen kun je weer meedoen. Hou daarvoor onze agenda in de gaten!

Bijenweetje

Mannetjes blijken goed in staat koninginnen van werksters te onderscheiden. Hoogstwaarschijnlijk is er een verschil in geur en kunnen de mannetjes dat waarnemen. Ook vermijden mannetjes hun eigen geboortenest bij het op zoek gaan naar een partner. Dit voorkomt inteelt.