steenhommel

Steenhommel

Steenhommel (Bombus lapidarius)

De steenhommel is één van de 29 Nederlandse soorten hommels. Maar liefst 19 van deze soorten staan op de rode lijst en zijn zeldzaam of verdwenen. De steenhommel komt nog wel algemeen voor. Vooral in rivierengebied en in stedelijk gebied. Het verspreidingsgebied in Europa is overal beneden de poolcirkel. Het vrouwtje is eenvoudig te herkennen. Zij is zwart behaard met een roodbruin achterlijfspunt. Mannetjes hebben de extra kenmerken, een geel gezicht en een gele kraag. Het vrouwtje steenhommel (werkster of kleine koningin) kun je gemakkelijk verwarren met een vrouwtje grashommel maar dit zal niet snel gebeuren omdat de grashommel een zeldzame soort is die de afgelopen jaren voornamelijk gezien is in de kustprovincies en Zuid-Limburg. Een andere gelijkende soort is het vrouwtje rode koekoekshommel die aangezien kan worden voor een koningin steenhommel. Zij onderscheidt zich echter van de steenhommel door de donkere vleugels en grote vierkante kop. De rode koekoekshommel (Bombus rupestris) is een zeldzame soort maar lijkt recent toe te nemen. Het vrouwtje parasiteert de nesten van de steenhommel. Voor een goede vergelijking kun je de ‘Basisgids hommels’ van EIS (Kenniscentrum insecten en andere ongewervelden) downloaden of bestellen. De foto’s in deze gids zijn close-up zodat de specifieke kenmerken van de verschillende soorten goed te zien zijn. Een erg leuke en behulpzame gids als je hommels wilt leren herkennen. De wetenschappelijke naam Bombus lapidarius verwijst naar de Latijnse woorden lapis dat ‘steen’ betekent en lapidair dat staat voor ‘in steen gehouwen’. De lengte van de koningin is 20 – 22 millimeter, van de werkster 12 – 16 millimeter en van het mannetje 14 – 16 millimeter.

Nestelgelegenheid

Een hommel is een wilde bij maar wordt vaak als aparte groep genoemd. Ze vallen dan ook wat uit de toon vanwege hun grootte. Wilde bijen van andere geslachten zijn vaak veel kleiner. Nog een verschil is dat alle hommelsoorten een sociaal leven hebben. Een hommelkoningin sticht na haar winterslaap een kolonie. Als zij wakker wordt gaat zij eerst naarstig op zoek naar bloemen met nectar om aan te sterken. Dan begint zij met het maken van een nest. Ze legt daarin eitjes waar werksters uit komen die haar gaan helpen met het verzorgen van de volgende broedsels. De steenhommelkoningin is al vroeg in het jaar te zien, vanaf maart. De werksters verschijnen ongeveer een maand later. De koningin gebruikt was voor het maken van een broedkamer en de voorraadpotjes. Deze potjes worden gevuld met een mengsel van nectar en stuifmeel dat het voedsel is voor de larven. In eerste instantie worden er steriele werksters voortgebracht. Pas als er voldoende werksters zijn legt de koningin eieren waaruit de geslachtelijke generatie groeit. Dat worden de nieuwe koninginnen en de mannetjes. Een kolonie kan uit wel 100 tot 300 individuen bestaan. De nieuwe koninginnen paren en gaan op zoek naar een geschikte plek om te overwinteren. Dat kan zowel boven- als ondergronds zijn: onder een steen, in een zelf gegraven holletje ongeveer tien centimeter diep in de grond, in een bloempot in de tuin, in een vogelhuisje of in de spouwmuur van een huis. Zij gaat zes tot negen maanden in winterslaap. Veel hommelkoninginnen overleven de winter niet doordat hun overwinteringsplek te nat wordt of schimmels haar ziek maken. Daarom zijn er veel jonge hommelkoninginnen nodig om de soort te laten overleven.

Hoe kun je deze bij helpen? Naast het planten van veel verschillende bijenplanten in je tuin, kun je een hommelkast plaatsen met daarin dun stro en poetskatoen. Maar daar waar wilde bijen als de rosse metselbij een bijenhotel razendsnel bevolken, is het echter niet eenvoudig een nestplek te creëren waar een hommelkoningin tevreden mee is. Het is wel het proberen waard. Want áls er dan een nestje in komt kun je deze aan het einde van het seizoen als de hommels gevlogen zijn goed van dichtbij bekijken. Het is een wonderlijk bouwsel en door veel mensen enkel op foto’s gezien.

Voedsel

Een steenhommel moet een groot deel van het jaar voedsel kunnen vinden vanwege de lange vliegtijd: maart tot oktober. De bij is polylectisch wat betekent dat zij niet kieskeurig is waar het voedselplanten betreft. Wel heeft zij een voorkeur voor bloemen met korte bloembuizen omdat zij een korte tong heeft. De steenhommel is een stoere bij want zij is vaak vliegend waargenomen bij harde wind. Een kleine greep uit de vele planten die de steenhommel bezoekt: witte klaver, paardenbloemen, fruitbomen, sleedoorn, bieslook, honingklaver, watermunt, rolklaver en guldenroede.

Wil je elke maand een gratis bijenportret in je mailbox? Meld je dan hier aan.