
Feedback op ontwerpverordening monitoring wilde bestuivers
Over dit initiatief
- Samenvatting
Op grond van de verordening natuurherstel moeten de EU-landen:
- de diversiteit van bestuivers verbeteren en uiterlijk in 2030 de afname van bestuiverpopulaties omkeren
- een toenemende trend voor bestuiverpopulaties waarborgen totdat bevredigende niveaus worden bereikt.
Om relevante gegevens voor de beoordeling van die doelstellingen te verkrijgen, moeten de EU-landen de abundantie en diversiteit van bestuiversoorten monitoren.
De Commissie stelt een wetenschappelijk onderbouwde methode voor die gegevensverzameling voor.
We hebben net voor sluitingsdatum 18 juli 2025 onze feedback gegeven:
De Bijenstichting verwelkomt de inzet van de Europese Commissie om tot een geharmoniseerde en wetenschappelijk onderbouwde monitoringsmethode voor wilde bestuivers te komen. Wij onderschrijven de urgentie van goede monitoring: maar liefst 55% van de bijensoorten in Nederland staat op de Rode Lijst, en zonder goede gegevens ontbreekt de basis voor gericht beschermingsbeleid.
Ons belangrijkste punt van zorg: te beperkte aandacht voor burgerwetenschap
Hoewel het voorstel wetenschappelijk goed is onderbouwd, wordt in de verordening uitgegaan van monitoring uitgevoerd door professionals. Dit achten wij onvoldoende haalbaar en niet toekomstbestendig. Wilde bijen vormen een zeer diverse groep, waarvan herkenning tot op soortniveau specialistische kennis vergt. Dit maakt monitoring kostbaar en arbeidsintensief. Tegelijkertijd wordt erkend dat er grote capaciteitsbeperkingen zijn in lidstaten.
Onze aanbevelingen:
1. Structurele inzet van getrainde burgers (‘citizen scientists’):
In Nederland hebben wij als Bijenstichting jarenlange ervaring met het opleiden en begeleiden van vrijwilligers die bijdragen aan monitoring. Deze aanpak is kostenefficiënt, vergroot draagvlak onder de bevolking, en levert waardevolle data op, mits goed begeleid.
2. Reserveer Europees en nationaal budget voor opleiding en begeleiding van vrijwilligers:
Zonder financiële ondersteuning is het niet mogelijk om een betrouwbaar netwerk van burgerwetenschappers op te bouwen. De huidige inschatting van kosten in de verordening (volledig gebaseerd op professionals) zou lager kunnen uitvallen indien vrijwillige inzet structureel wordt meegenomen, met behoud van datakwaliteit.
3. Combineer professionele monitoring met burgerinzet:
Alleen professionele monitoring is ontoereikend om de schaal en diversiteit van monitoring die nodig is te realiseren. Een hybride aanpak, waarbij burgers onder begeleiding van professionals monitoren, is noodzakelijk om voldoende geografische spreiding en soortendekking te realiseren.
4. Benut bestaande netwerken en ervaring:
Organisaties zoals de onze, maar ook veel natuurbeschermingsverenigingen en onderzoeksinstellingen, beschikken over ervaring met soortherkenning, opleidingen en data-infrastructuur. Deze bestaande structuren kunnen direct bijdragen aan implementatie.
5. Maak monitoring van bestuivers onderdeel van breder biodiversiteitsbeleid:
Goede gegevens over bestuivers helpen niet alleen de soorten zelf te beschermen, maar leveren ook cruciale informatie over de gezondheid van ecosystemen in bredere zin. Het opzetten van een effectief monitoringsysteem is daarmee geen kostenpost, maar een investering in duurzaam natuurherstel en toekomstbestendige landbouw.
Samenvattend:
De voorgestelde verordening is een belangrijke stap vooruit. Maar de ambities zullen alleen haalbaar zijn als de inzet van goed opgeleide vrijwilligers expliciet wordt opgenomen in het instrumentarium, met structurele financiering voor training en begeleiding. Alleen zo kunnen we de grote leemte in data over wilde bijen dichten en werken aan effectief herstel van bestuivers.